Op oudejaarsavond 1992 werd ik dienstweigeraar. Het begon toen ik om 22.58 uur kazerne Crailo verliet, in mijn groene soldatenpak achter het stuur van mijn moeders rode Citroën AX.
Die dag had ik tot 22.00 uur ‘wacht’. Met een bestelbus gevuld met soldaten moest ik langs munitieopslagdepots in de kop van Noord-Holland. Na afloop van onze dienst werden we in het barretje verwacht voor een oliebol en iets zonder alcohol. We moesten nuchter blijven omdat de dienst tot 8.00 uur duurde.
Sergeant Wassink was onverbiddelijk geweest toen ik hem een paar weken eerder had gevraagd om iemand anders aan te wijzen voor de oudejaarsdienst: ’Oving, we hebben geloot en jij en Jansen zijn de pisang. Als je écht niet had gekund had je van te voren een VRA’tje moeten inleveren.’
Eenmaal terug op de kazerne sloeg ik de oliebol en de prik resoluut af. ‘Ik voel me niet lekker, ik ga naar bed. Tyfuszooi hier’. De wachtcommandant had begrip voor mijn tirade. Chauffeur Jansen wist als enige in de bar dat ik niet naar mijn bed ging maar naar de auto van mijn moeder.
Het laatste uur van 1992 was ook het spannendste. De koplampen van het kleine autootje vochten dapper tegen de mistaanval. Met een engel op het dak legde ik de route Laren-Alkmaar in exact 60 minuten af. Net voor het aftellen drukte ik op mijn favoriete voordeurbel.
Mijn weigering bleef zonder gevolgen. De andere chauffeur had tijdens het ochtendappel gemeld dat ik ziek in bed lag. Met 5 kussens onder de dekens moet het ook zo hebben geleken. Dankzij Jansen bleef mij een bezoek aan de Krijgsraad bespaard.
Het wordt dit jaar de 20e keer dat mijn vrouw en ik op een nieuw jaar proosten. Nog steeds weet ik niet of ik voor mijn ‘wachtdelict’ een gevangenisstraf van een paar uur of een paar weken had kunnen krijgen. Uit romantisch oogpunt is dat jammer.