Op basischool de Boswaid leverden Abba en de Beatles ons munitie in de strijd der seksen. Dat de meiden uit mijn klas aan Abba-aanbidding deden was niet zo vreemd: de Zweedse groep had sinds 1973 elk jaar een hit gescoord. Dat wij als jongens de Beatles vereerden lag minder voor de hand.
We waren 2 of 3 jaar oud toen John, Paul, George en Ringo in de Abbey Road-studio hun laatste liedje opnamen. Hier had iemand formidabel promotiewerk gedaan; Bart vermoed ik.
In Egmond-Binnen maakte ik kennis met de Beatles. In een bungalowtje met uitzicht op een kaal bloembollenveld. De asbak op de eetkamertafel verklikte dat de vader van Bart er alleen woonde: uit het zand staken sigarettenstompjes. Zoveel dat de asbak op een egel leek. Terwijl Bart de klep van de pickup optilde, bestudeerde ik de lichtgele LP-hoes met mannengezichten op twee gekleurde bioscoopkaartjes. ‘The Beatles at the Hollywood Bowl’ stond er boven en ik dacht aan vruchtenbowl op oudejaarsavonden.
De muzikale kennismaking duurde niet lang. Tijdens het derde liedje slenterde een man met een sigaret in zijn mondhoek naar de bank. ‘Mag die herrie uit Bart’, vroeg hij zonder vraagteken. De drie liedjes en het gegil er omheen kreeg ik die avond niet uit mijn hoofd. De Boswaid had er een Beatlesfan bij.
Pingback: Supergrass – Tales of Endurance « Ondergewaardeerde Liedjes