Tijdens amateurtennistoernooien speel je zo nu en dan tegen een oude bekende. Zo stond ik laatst met Martin op de baan, een plaaggeest uit mijn vroegste schooljaren. Rond mijn 7e levensjaar rolde hij met vaste regelmaat op schoolpleinen en grasvelden met zijn knieën over mijn bicepsen. Daar zou hij nu, 37 jaar later voor gaan boeten. In de kwartfinale van de HerenDubbel 6.
Haat is voor tennis wat benzine is voor een auto. Met een volle tank stapte ik die zaterdagochtend het veld op. Ik had me voorgenomen gebalde vuisten en oerkreten, iets waar ik tijdens wedstrijden regelmatig last van heb, zoveel mogelijk te onderdrukken. Anders dan vroeger zou ik Martin geen aanleiding geven voor een afranseling.
We wonnen de eerste set eenvoudig met 6-1, ik was één en al Zen. In de tweede en derde set verloren we de grip op de wedstrijd en ik de grip op mezelf. De wijsvinger ging een paar keer omhoog na een winner, gevolgd door enkele gebalde vuisten en na een moeizaam gewonnen rally was op het gehele complex ‘yeeeeesssss’ hoorbaar. Martin keek me bij het wisselen hoofdschuddend aan: ‘Jij bent niet goed hoor’, was zijn diagnose. Niet lang daarna stapte hij met zijn partner én de winst van de winderige tennisbaan.
Diezelfde dag nam ik een kijkje bij een tennistoernooi voor sappelende profs. Thiemo de Bakker was er ook. Van dichtbij zag ik dat de oud-nr40-van-de-wereld ook worstelt met een niet te onderdrukken gewoonte: hij strooit met geslicede dropshots. Van de 12 stopballetjes die ik turfde, leverde maar één een punt op. Bij de overige 11 nam De Bakker hoofdschuddend afstand van zijn keuze.
Bij het twaalfde dropshot kon ik het niet langer aanzien en sloot ik mijn ogen. Daar zag ik de tennisprof op zijn rug op het Alkmaarse gravel liggen. Met mijn knieën rolde ik over de biceps van de 23-jarige Zuid-Hollander. ‘Zeg dat je in deze partij geen dropshot meer zal slaan Thiemo. Zeg het!’ hoorde ik mezelf uitroepen.
Die avond las ik dat Thiemo zijn partij toch had gewonnen. Waar een spierballenrol al niet goed voor is.
Oh, wat kan dat spelletje soms frustrerend zijn. Maar wat is het ook leuk 😉